Het romantisch functionalisme van Nikolaj De Meulder
Publicatiedatum: 10.04.2025
Jan Hoffman
Als er één ordewoord bestaat dat terugkomt in de hedendaagse architectuur, is het duurzaamheid. Hoe creëer je een duurzaam bouwwerk? Het is iets dat door quasi elke architect op zijn of haar manier wordt ingevuld.
Nikolaj De Meulder (Rofu) werkt vanuit Gent met een geheel eigen aanpak, waarbij hij duurzame ambities maximaal probeert te laten aansluiten bij een realistische uitvoering. De Meulder, die in 2010 afstudeerde als ir. architect aan de KU Leuven, omschrijft zijn manier van werken als ‘romantisch functionalisme’.

Ontwerpen doe je altijd met de wensen van de gebruikers in gedachten.
Op je website staat te lezen dat je een atelier runt dat gekenmerkt wordt door romantisch functionalisme. Dit draait volgens jou rond het ontwerpen van dienstbare, zuinige gebouwen die genereus zijn voor mensen. Kun je dit nader toelichten?
“Wil je een dienstbaar gebouw ontwerpen, dan moet je op een duurzame en zorgvuldige manier omgaan met de ruimte, materialen en arbeid. Zoiets doe je niet enkel door te combineren, te verdichten en te transformeren, maar ook door ruimte vrij te maken, te slopen en te ordenen. Hergebruik, herbestemming en herwaardering staan centraal en op die manier kan zelfs bewust ‘niet bouwen’ voor de oplossing zorgen. Waar het volgens mij om draait, is dat je niet enkel zoekt naar wat nodig is voor morgen, maar tegelijkertijd wat de volgende eeuwen bruikbaar blijft. Bijgevolg onderzoek je wat overbodig en/of onbetaalbaar is.”
“Wat je nooit mag vergeten, is dat elk project maatwerk is, waarbij flexibiliteit en duurzaamheid hand in hand gaan. Elke plek heeft net als de gebruikers ervan een eigen karakter en bij elk project wil je bepalen wat de kansen zijn voor vandaag, morgen en de verre toekomst. Een en ander betekent dat je héél veel aandacht moet besteden aan het overleg. Bij elk ontwerptraject zijn luisteren, inspireren, samenbrengen en begeleiden kernbegrippen.”

Hergebruik, herbestemming en herwaardering staan centraal.
“Wanneer ik het heb over romantisch functionalisme, dan refereer ik tegelijk aan het functionalisme van de 20ste eeuw, dat door allerlei nieuwe technische technieken bouwen haalbaar en betaalbaar maakte voor een ruimer publiek, en de romantiek. Die romantiek idealiseerde niet enkel de natuur, maar bracht ook een groot geloof van maakbaarheid met zich mee en hoe we de wereld beter kunnen maken. Breng je die twee elementen samen, dan kom je uit bij romantisch functionalisme.”
Kun je dat laatste nog wat nader toelichten? Hoe breng je dit specifiek in verband met duurzaamheid?
“Het functionalisme zorgde ervoor dat er door het wegwerken van technische hinderpalen betaalbare én interessante huisvesting mogelijk werd voor een grote groep mensen. We leerden, bijvoorbeeld, hoe we, zeker na de Tweede Wereldoorlog, nieuwe materialen als staal en beton in de architectuur konden inpassen.”
“Al vele decennia geleden werd evenwel duidelijk dat we dan wel van alles kunnen doen, maar dat de limieten van de aarde worden overschreden. Zeker nadat De Club van Rome in 1972 haar rapport ‘De grenzen aan de groei’ uitbracht, werden we met zijn allen wakker, ook in de bouwwereld. Ja, we kunnen betaalbaar functioneel bouwen, maar moeten dat doen op een manier die houdbaar – en dus duurzaam – is, iets wat niet zo simpel blijkt. Hier moet volgens mij dan een stukje romantiek binnensluipen. Inspiratie halen uit de natuur is een van de addendums aan de moderniteit die we kennen van het begin van de 20ste eeuw. Het is een beetje zoals de romantische schilders het wonder van de stoomtrein in hun doeken incorporeerden. Zeker vandaag hebben we het geloof nodig dat we met ons stukje werk de wereld beter kunnen maken, zodat we niet met zijn allen ten onder gaan.”


De achtergevel van de speciale reconversie van een parochiecentrum, met roodgelakte details en zitbank. Bij de reconversie van de parochiewoning werd één eenheid opgedeeld in een meervoudige woning met drie appartementen.
In ‘100 jaar veranderingsgericht bouwen’ dat je schreef voor LabLand staat te lezen hoe je stelt dat de bouwsector nog veel kan leren uit de recente geschiedenis en dat ze niet per se ter plaatse moet blijven trappelen. Wat bedoel je daar precies mee?
“We hebben de mond vol van circulair en aanpasbaar bouwen. Dat is interessant, maar tegelijkertijd moeten we beseffen dat we dit eigenlijk de laatste 50 jaar minder doen dan voorheen. Wat ik duidelijk wil maken, is dat we niet mogen vergeten te kijken naar de expertise van vroeger en die toepassen. Nee, aanpasbaar bouwen is geen nieuwe zaak en ik ben er hoe langer hoe meer van overtuigd dat we beter nog verder kunnen terugkeren. Kijk, bijvoorbeeld, naar gebouwen van de 18de eeuw waarin we nu nog 200 jaar oude producten vinden die nog perfect én herbruikbaar zijn, tot en met de panden zelf. Daarmee zeg ik niet dat je zo’n pand moet opzadelen met een 20ste -eeuwse grote overspanning in beton. Een herenhuis of zelfs arbeidershuizen beschikten gewoon over goede kamers die je hergebruikt, aanpasbaarheid is in elk tijdskader een beetje anders.”
In ‘Meervoudige woningen, 6 antwoorden op hedendaagse woonvraagstukken’, eveneens voor LabLand, heb je het onder meer over je speciale reconversie van een in 1956 gebouwd parochiecentrum, dat een eerste verbouwing onderging in 1990. Speciaal is dat je daar één ruimte omvormde tot een meervoudige woning met drie appartementen.
“Ik noem dit een meervoudige woning, maar je zou dit net zo goed kunnen bestempelen als co-housing. Wat ik zo leuk vind aan dit project is dat je met drie gezinnen op één plaats woont en niet langer met één, waardoor je milieutechnisch een verschil maakt omdat je ecologischer en zuiniger woont. Mooi was dat de opdrachtgevers open stonden voor mijn voorstel om niet te overwegen naar wat ik als architect kon bedenken, maar hoe we gewoon keken naar wat er was en hoe we dat gebouw uit de 20ste de 21ste eeuw konden binnenloodsen via een aantal ingrepen die volledig aansloten bij het karakter van het gebouw.”
“Nadat we in een eerste fase één eenheid opdeelden in drie, volgde in een tweede fase onder meer uitmaken hoe we het probleem oplosten van hoge stookkosten door het gebruik van veel glas. De keuze viel uiteindelijk op het helemaal inpakken van het gebouw met isolatie, zodat de architectuur overeind bleef en de vormgeving werd gerespecteerd. Daarnaast optimaliseerden we elk onderdeel. Neem nu de buitengevelisolatie: hiervoor vervingen we de traditionele ‘crépi’ door ultralicht cellenbeton (Multipor).”
“Wat dit project illustreert, is hoe je gewoon een programma moet toepassen dat een gebouw aankan. Hiervoor is het van cruciaal belang dat je vooraf nagaat in hoeverre de wensen van de bouwheren daarbij aansluiten. Dit betekent dat je al bij de eerste schets een uitgebreide raming moet aanbieden, waardoor de klant met inzicht in de kosten efficiënt kan kiezen hoe hij of zij met zo weinig mogelijk input zoveel mogelijk terugkrijgt. Wat ook kan betekenen dat je kiest wat je niét doet of dat je bekijkt hoe je gaat faseren. Moeten barstjes in de muur wel weggewerkt worden, is die nieuwe dure keuken wel al nodig,… post per post wordt afgewogen, wat leidt tot ellenlange lijstjes om keuzes te creëren.”

In het voormalige parochiecentrum doet een oude plooicaravan dienst als meubilair in de slaapkamer van één van de kinderen.
“Een heel mooi voorbeeld van wat ik bedoel, zie je bij dit voormalige parochiecentrum in een slaapkamer voor één van de kinderen. Hiervoor had ik speciaal slaapmeubilair ontworpen, wat enkele duizenden euro’s zou kosten. De klant vond evenwel een veel minder prijzige oude plooicaravan die de kinderen véél enthousiaster maakte. Ik bedoel maar dat je niet te beroerd mag zijn om toe te geven dat aanpasbaarheid ook te maken heeft met je ogen opendoen, je ego aan de kant schuiven en vaststellen: dit is gewoon beter. We hebben veel dat al gemaakt is, gebruik dat dan gewoon. Je kunt mijn werkwijze eigenlijk niet beter samenvatten dan met die plooicaravan.”

Low impact, low budget
Wil je nader kennis maken met de ideeën van Nikolaj De Meulder? Dat kan op vrijdag 16 mei om 11 uur tijdens ARCHITECT@WORK Kortrijk wanneer hij op uitnodiging van NAV het seminar ‘Low impact, low budget’ verzorgt.
Is low impact bouwen altijd duurzamer? En is het per definitie ook duurder? De Meulder deelt inzichten over budgetbeheer bij projecten die de milieu-impact beperken. Hoe ga je in gesprek met de klant en hoe kom je tot duurzame ontwerpkeuzes? Waar vind je betrouwbare productinformatie en uitvoerders en hoe ga je om met eventuele onzekerheden? En vooral: hoe houd je alles betaalbaar? De architect illustreert dit alles met concrete praktijkvoorbeelden die aantonen hoe je een realistische aanpak ontwikkelt die duurzame ambities maximaal vrijwaart.